Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene bijstandswet

 

Wet van 12 april 1995, houdende herinrichting van de Algemene Bijstandswet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving en ter versterking van de verantwoordelijkheid der gemeenten voor de verlening van bijstand gewenst is te komen tot een herinrichting van de Algemene Bijstandswet (Stb. 1973, 395) en de daarop berustende nadere regels en daartoe een nieuwe Algemene bijstandswet vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 1 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 2 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 3 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 4 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 5 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 6 [Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk II. Het recht op bijstand
? 1 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 7 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 8 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 9 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 10 [Vervallen per 01-01-2004]
? 2 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 11 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 12 [Vervallen per 01-07-1998]
3
Afstemming van de bijstand

Artikel 13 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 14
1
Indien de belanghebbende blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, dan wel in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag of nadien onvoldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van arbeid in dienstbetrekking, de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet binnen de door burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de Centrale organisatie werk en inkomen daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen, dan wel een verplichting als bedoeld in artikel 8, zesde lid, onderdeel b, artikel 65, tweede of derde lid, artikel 70, vierde lid, of een op grond van hoofdstuk VIII aan de bijstand verbonden verplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, weigeren burgemeester en wethouders de bijstand tijdelijk geheel of gedeeltelijk.
2
Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3
Indien het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
4
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid.
5
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste en het tweede lid nadere regels worden gesteld.
3a
Administratieve boeten

Artikel 14a
1
Indien de belanghebbende de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededelingen te doen, leggen burgemeester en wethouders hem een boete op van ten hoogste € 2 269.
2
De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
4
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een boete.
5
Degene aan wie een boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn.
6
Voor zover de boete nog niet is geïnd vervalt zij door het overlijden van degene aan wie zij is opgelegd.
7
Bij algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot het eerste en tweede lid nadere regels gesteld.

Artikel 14b
1
Indien burgemeester en wethouders jegens de belanghebbende een handeling verrichten waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is de belanghebbende niet langer verplicht terzake van die gedraging enige verklaring af te leggen, voor zover het betreft de boeteoplegging. De belanghebbende wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.
2
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de belanghebbende een boete op te leggen, wordt hiervan kennis gegeven aan de belanghebbende onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust. De kennisgeving is een handeling als bedoeld in het eerste lid.
3
Op verzoek van de belanghebbende die de in het vorige lid bedoelde kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in die kennisgeving vermelde gronden aan de belanghebbende worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
4
In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stellen burgemeester en wethouders de belanghebbende in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.
5
Indien de belanghebbende zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, dragen burgemeester en wethouders er op verzoek van de belanghebbende die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de belanghebbende kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 14c
1
Het besluit waarbij de boete wordt opgelegd vermeldt de termijn of de termijnen waarbinnen deze moet worden betaald, alsmede de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, overeenkomstig artikel 14f zal worden tenuitvoergelegd.
2
Op verzoek van de belanghebbende die het in het eerste lid bedoelde besluit wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in dat besluit vermelde informatie aan de belanghebbende wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
3
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid nadere regels worden gesteld.

Artikel 14d
1
Een boete wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het openbaar ministerie.
2
De oplegging van een boete blijft definitief achterwege indien ter zake van de gedraging tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
3
Het openbaar ministerie doet van een omstandigheid als bedoeld in het eerste en tweede lid mededeling aan burgemeester en wethouders.

Artikel 14e
1
Een boete wordt opgelegd binnen een jaar nadat burgemeester en wethouders de belanghebbende overeenkomstig artikel 14b, vierde lid, in de gelegenheid hebben gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Indien terzake aangifte is gedaan of proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden vangt de termijn van een jaar aan op de dag na die waarop het openbaar ministerie aan burgemeester en wethouders heeft medegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.
2
Een boete wordt in elk geval niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de desbetreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 14f
1
Het besluit waarbij een boete is opgelegd levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De titel heeft mede betrekking op de rente en kosten, bedoeld in het zevende lid.
2
Indien degene aan wie een boete is opgelegd algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet inkomensvoorziening kunstenaars ontvangt, wordt het besluit waarbij de boete is opgelegd tenuitvoergelegd door verrekening met die bijstand of uitkering.
3
Indien degene aan wie een boete is opgelegd inmiddels bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede lid ontvangt van een andere gemeente dan de gemeente die de boete heeft opgelegd, betaalt die andere gemeente het bedrag van die boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, op haar verzoek aan de gemeente die de boete heeft opgelegd.
4
Indien degene aan wie een boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Toeslagenwet, de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet of de Wet arbeid en zorg, betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onderscheidenlijk de Sociale verzekeringsbank het bedrag van die boete, zonder dat daarvoor diens machtiging nodig is op haar verzoek aan de gemeente die de boete heeft opgelegd.
5
Indien degene aan wie een boete is opgelegd geen bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede of vierde lid ontvangt of meer ontvangt, dan wel ten aanzien van zodanige uitkering toepassing van het derde en vierde lid niet mogelijk is, wordt het besluit waarbij de boete is opgelegd bij gebreke van tijdige betaling met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op zijn kosten betekend en tenuitvoergelegd.
6
De tenuitvoerlegging van een besluit waarbij een boete is opgelegd vindt plaats met toepassing van het tweede, derde of vierde lid, dan wel van het vijfde lid, dan wel van het tweede, derde of vierde lid in combinatie met het vijfde lid.
7
Bij gebreke van tijdige betaling wordt de verschuldigde boete verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.
8
De betekening en tenuitvoerlegging ingevolge het vijfde lid kan geschieden door de deurwaarder, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, van de Gemeentewet. Artikel 256 van die wet is van overeenkomstige toepassing.
9
Op het executoriaal beslag ingevolge dit artikel door burgemeester en wethouders op loon, sociale uitkeringen of andere periodieke betalingen, welke derden verschuldigd zijn of worden aan degene aan wie een boete is opgelegd, zijn de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing. De in artikel 479g aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan burgemeester en wethouders.
10
De tenuitvoerlegging van een besluit met toepassing van dit artikel geschiedt zodanig dat de belanghebbende blijft beschikken over een inkomen gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
11
Het tiende lid geldt niet zolang de belanghebbende zijn verplichting bedoeld in artikel 14a, vijfde lid, niet of niet behoorlijk nakomt.
? 4 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 15 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 16 [Vervallen per 01-01-2004]
? 5 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 17 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 18 [Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk III. [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 19 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 20 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 21 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 22 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 23 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 23a [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 24 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 25 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 25a [Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk IV. [Vervallen per 01-01-2004]
Afdeling 1. [Vervallen per 01-01-2004]
? 1 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 26 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 27 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 28 [Vervallen per 01-01-2004]
? 2 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 29 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 30 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 31 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 32 [Vervallen per 01-01-2004]
? 3 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 33 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 34 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 35 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 36 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 37 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 38 [Vervallen per 01-01-2004]
Afdeling 2. [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 39 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 40 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 41 [Vervallen per 01-01-2004]
Afdeling 3. [Vervallen per 01-01-2004]
? 1 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 42 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 43 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 44 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 45 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 46 [Vervallen per 01-01-2004]
? 2 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 47 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 48 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 49 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 50 [Vervallen per 01-01-2004]
? 3 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 51 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 52 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 53 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 54 [Vervallen per 01-01-2004]
Afdeling 4. [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 55 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 56 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 57 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 58 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 59 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 60 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 61 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 62 [Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk V. Het geldend maken van het recht op bijstand
? 1 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 63 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 63a [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 64 [Vervallen per 01-01-2004]
2
Inlichtingenverplichting en onderzoek

Artikel 65 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 66
1
Onverminderd artikel 28, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, bepalen burgemeester en wethouders welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
2
Burgemeester en wethouders onderzoeken de juistheid en volledigheid van de verkregen gegevens en stellen zonodig een onderzoek in naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft besluiten burgemeester en wethouders tot herziening van de bijstand.
3
Burgemeester en wethouders verrichten regelmatig een heronderzoek naar de voor het recht op bijstand van belang zijnde gegevens. Het heronderzoek strekt zich mede uit tot de naleving van de aan de bijstand verbonden verplichtingen. Burgemeester en wethouders beoordelen tevens of er aanleiding bestaat de verplichtingen aan te vullen dan wel te wijzigen.
4
Het in het derde en vierde lid bedoelde onderzoek omvat, tenzij op grond van artikel 107 ontheffing is verleend van de verplichtingen gericht op inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking, mede een onderzoek naar de mogelijkheden van de belanghebbende om door arbeid zelfstandig in het bestaan te voorzien alsmede de wijze waarop deze mogelijkheden kunnen worden vergroot.
5
Bij beëindiging van de bijstand nemen burgemeester en wethouders, na onderzoek, tijdig een besluit met betrekking tot de wederzijds tussen de gemeente en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afwikkeling daarvan.
6
Burgemeester en wethouders onderzoeken regelmatig de financiële omstandigheden van degene aan wie zij betalings- en aflossingsverplichtingen hebben opgelegd met betrekking tot de verleende algemene bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, besluiten burgemeester en wethouders tot wijziging van de opgelegde betalings- en aflossingsverplichtingen.
? 3 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 67 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 68 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 68a [Vervallen per 01-01-2004]
? 4 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 69 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 69a [Vervallen per 01-01-2004]
? 5 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 70 [Vervallen per 01-02-2005]
? 6 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 71 [Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk VI. [Vervallen per 01-01-2004]
? 1 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 72 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 73 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 74 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 75 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 76 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 77 [Vervallen per 01-01-2004]
? 2 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 78 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 78a [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 78b [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 78c [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 79 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 80 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 81 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 82 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 83 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 84 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 85 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 86 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 87 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 88 [Vervallen per 01-07-1997]

Artikel 89 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 90 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 91 [Vervallen per 01-07-1997]

Hoofdstuk VII. [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 92 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 93 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 93a [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 94 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 95 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 96 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 96a [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 97 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 98 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 99 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 100 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 101 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 102 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 103 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 104 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 105 [Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk VIII. [Vervallen per 01-02-2005]
? 1 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 106 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 107 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 108 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 108a [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 109 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 110 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 110a [Vervallen per 01-01-2004]
? 2 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 111 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 112 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 113 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 114 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 114a [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 115 [Vervallen per 01-02-2005]

Artikel 115a [Vervallen per 01-01-1998]

Hoofdstuk IX. [Vervallen per 01-01-2004]
? 1 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 116 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 117 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 118 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 119 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 120 [Vervallen per 01-01-2004]
? 2 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 121 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 122 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 123 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 124 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 125 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 126 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 127 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 128 [Vervallen per 24-12-1999]
? 3 [Vervallen per 01-01-2004]
? 4 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 130 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 131 [Vervallen per 01-01-2004]
? 5 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 132 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 133 [Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk X. [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 134 [Vervallen per 01-01-2001]

Artikel 134a [Vervallen per 01-01-2001]

Artikel 135 [Vervallen per 01-01-2001]

Artikel 136 [Vervallen per 01-01-2001]

Artikel 137 [Vervallen per 01-01-2001]

Artikel 137a [Vervallen per 01-01-2000]

Hoofdstuk XI. [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 138 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 139 [Vervallen per 01-07-1998]

Artikel 139a [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 140 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 140a [Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk XII. Strafbepalingen

Artikel 141 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 142 [Vervallen per 03-10-2001]

Artikel 142a
Het recht tot strafvordering vervalt indien burgemeester en wethouders aan de belanghebbende ter zake van hetzelfde feit reeds een boete hebben opgelegd.

Artikel 143 [Vervallen per 03-10-2001]

Hoofdstuk XIII. [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 144 [Vervallen per 01-01-2002]

Artikel 144a [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 145 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 146 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 147 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 148 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 149 [Vervallen per 01-01-2004]
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 12 april 1995
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
a
P. W. Melkert
Uitgegeven de dertiende april 1995
De Minister van Justitie a.i.,
h
F. Dijkstal
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK I.
ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK II.
HET RECHT OP BIJSTAND
• 1.
De kring van rechthebbenden
• 2.
Personen aan wie bijstand kan worden verleend
• 3.
Afstemming van de bijstand
• 4.
Niet noodzakelijke kosten
• 5.
Verhouding tot voorliggende voorzieningen
HOOFDSTUK III.
DE VORM VAN DE BIJSTAND
HOOFDSTUK IV.
DE HOOGTE VAN DE BIJSTAND

Afdeling 1.

Algemene bijstand
• 1.
Algemeen
• 2.
De bijstandsnorm
• 3.
Verhoging en verlaging van de bijstandsnorm

Afdeling 2.

Bijzondere bijstand

Afdeling 3.

De middelen
• 1.
Algemeen
• 2.
Het inkomen
• 3.
Het vermogen

Afdeling 4.

Aanpassing van bedragen
HOOFDSTUK V.
HET GELDEND MAKEN VAN HET RECHT OP BIJSTAND
• 1.
De gemeente jegens welke recht op bijstand bestaat
• 2.
Inlichtingenverplichting en onderzoek
• 3.
De aanvraag
• 4.
Opschorting van de bijstand
• 5.
Het besluit tot toekenning of wijziging van bijstand
• 6.
Overige bepalingen
HOOFDSTUK VI.
DE BETALING VAN DE BIJSTAND
• 1.
Algemeen
• 2.
Terugvordering
HOOFDSTUK VII.
VERHAAL
HOOFDSTUK VIII.
AAN DE BIJSTAND VERBONDEN VERPLICHTINGEN
• 1.
Algemeen
• 2.
Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening
HOOFDSTUK IX.
UITVOERING, ADVISERING EN TOEZICHT
• 1.
Verantwoordelijkheid voor de uitvoering
• 2.
Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling
• 3.
Adviesorganen
• 4.
Toezicht
• 5.
Beleidsinformatie
HOOFDSTUK X.
FINANCIERING
HOOFDSTUK XI.
RECHTSBESCHERMING
HOOFDSTUK XII.
STRAFBEPALINGEN
HOOFDSTUK XIII.
SLOTBEPALINGEN